Tjalling Palmbergen is academisch gevormd in de vakgebieden marketing, bedrijfseconomie, bestuurlijke informatieverzorging en accountancy. Hij is doctorandus in de bedrijfseconomie en afgestudeerd registeraccountant. In internationale termen komt dit overeen met de titels MSC in business economics en Public Accountant. De auteur heeft meer dan veertig jaar ervaring als financieel manager bij diverse internationaal georiënteerde organisaties in uiteenlopende branches. Naast zijn werk als financieel manager heeft hij zich gespecialiseerd in praktijkopleidingen in financieel management en in het postacademisch onderwijs op dit terrein.

De auteur is in 1982 zijn loopbaan begonnen als organisatieadviseur in de automatisering bij het accountantskantoor Deloitte.

Hier richtte hij zich op het begeleiden van het implementeren van geautomatiseerde financiële administraties bij het midden- en kleinbedrijf in Nederland en het ontwikkelen en verzorgen van trainingen in bestuurlijke informatieverzorging.


Vervolgens werkte hij als fabriekscontroller bij NKF Kabel, een bedrijf dat marktleider was in Nederland in de productie en de levering van elektriciteitskabels, en dat wereldwijd een van de bekende spelers was op dit terrein. Hier deed Palmbergen zijn eerste ervaringen op in het leiden van een reorganisatie. NKF Kabel werd in 2000 overgenomen door de Prysmian Group.


Vervolgens werkte hij als financieel directeur bij de Troost Pernis Groep (met destijds zestien werkmaatschappijen), die een van de grotere technische dienstverleners was in de chemische en petrochemische industrie in het Rotterdamse havengebied.


Hierna werd Palmbergen financieel directeur van BBDO Amsterdam (circa tien bureaus), destijds 
in Nederland marktleider in de marketingcommunicatie. BBDO Amsterdam maakt deel uit van het aan Wall Street genoteerde Omnicom Inc.


Te
n slotte was hij financieel directeur van Thales Nederland, gespecialiseerd in de maritieme defensie-industrie. Thales Nederland is onderdeel van de aan de beurs in Parijs genoteerde Thales Group.


Vanaf 2000 is de auteur vanuit zijn bedrijf Palmbergen Zakelijke Dienstverlening BV
werkzaam als interim manager. In alle bedrijven waar hij gewerkt heeft als controller en financieel directeur gaf hij leiding aan ingrijpende reorganisaties en leidde hij projecten op het gebied van automatisering en bestuurlijke informatieverzorging.

Als interim manager heeft Palmbergen de laatste jaren deze lijn voortgezet bij verschillende organisaties in Nederland en daarbuiten. Naast ervaring in deze uitvoerende managementfuncties heeft hij ervaring als non-executive manager in diverse toezichthoudende en raadgevende besturen.

Vanaf 1982 heeft hij trainingen in financieel management ontwikkeld en verzorgd voor zowel de organisaties waarvoor hij werkzaam was, als ook daarbuiten. De door de auteur in de afgelopen veertig jaar ontwikkelde inzichten en doceerstijl vormen de basis voor dit boek. Deze inzichten hebben vooral betrekking op praktische aspecten van financieel management en zijn toegankelijk voor niet-financieel geschoolde lezers.

Hoofdstuk 11 | Kwam, zag en was in control

1. Wanneer is het management van een organisatie in control?

2. Wat is de relatie tussen in control zijn en internal control van een organisatie?

3. Welke vijf onderdelen van internal control zijn er te onderscheiden?

4. Wat is een in control statement?

5. Geef een aantal beheersinstrumenten aan, die worden toegepast om in control te zijn.

6. Wat is het belang van innovatiecontrol?

7. Welke maatregelen kunnen worden toegepast bij het beheersinstrument strategiecontrol?

8. Wat houdt compliance in?

9. Wat is de relatie tussen de planning- en controlcyclus en internal control?

10. Welke vormen van benchmarking van financiële ratio’s worden er in de praktijk toegepast?

11. In welke stappen worden normcijfers per fte vastgesteld en onderhouden?

12. Waarvoor kunnen normcijfers per fte worden toegepast?

De antwoorden op de toetsvragen vormen een samenvatting van het hoofdstuk.

Van Hoofdstuk 11  Kwam, zag en was in control  zijn deze antwoorden te vinden op pagina 433 tot en met 437 van het boek.

Hoofdstuk 11 | Kwam, zag en was in control

Oefening maakt de Meester kent open vragen!

11.1 De risicokaart

Bepaal met behulp van Figuur 11.1  De risicokaart:

  1. Wat wordt er aangegeven in een risicokaart?
  2. Welke grootheden worden er weergegeven op de assen van een risicokaart?
  3. Wat geven de pijlen in een risicokaart weer?

Figuur 11.1  De risicokaart 

11.2 Het aantal beschikbare werkdagen

Tine heeft in 2026 in totaal 26 vakantiedagen en verwacht in dat jaar 2,6% ziekteverzuim te hebben. Bereken het aantal beschikbare werkdagen in het jaar 2026.

Hoofdstuk 11 | Kwam, zag en was in control

In de FM QuiZ is één van de vier antwoorden op een vraag goed.

1. Wat is waar?
a. In control zijn staat voor goed bestuur.
b. In control zijn staat voor de duidelijkheid over wie in een organisatie de leiding heeft.
c. De controlomgeving betreft de span of control van de controller.
d. De controlomgeving betreft de bedrijfscultuur van de controller.

2. Wat is waar?
a. Internal Control – Integrated Sponsoring staat bekend als het COSO-rapport.
b. Internal Control – Integrated Framework staat bekend als het COSO-rapport.
c. COSO is de afkorting van The Committee of Sponsoring Organizations.
d. COSO is de afkorting van The Organization of Sponsoring Committees.

3. Wat is waar?
a. Risicoanalyse is het bevorderen en versterken van relevante risico’s.
b. Risicoanalyse is het identificeren en analyseren van wel of niet relevante risico’s.
c. Een in control statement is een melding dat het management verzoekt in control te zijn.
d. Een in control statement is een verklaring waarin het management stelt in control te zijn.

4. Wat is niet waar?
a. In control statement heet in het Nederlands controleverklaring.
b. De controlomgeving beïnvloedt het controlebewustzijn van de medewerkers.
c. De basis voor goed bestuur is het ontbreken van een goed functionerende internal control.
d. Een in control statement is een verklaring van het management dat het in control is.

5. Wat is waar? 
a. Innovatie is de kracht waarmee het management van een organisatie zaken kan veranderen.
b. Innovatie is de snelheid waarmee medewerkers het management kunnen veranderen.
c. Innovatie is gedefinieerd als het verandervermogen.
d. Innovatie is gedefinieerd als het creatief zijn.

6. Wat is waar?
a. Innovatiecontrol is checken of het verandervermogen voldoende aanspreekt.
b. Innovatiecontrol betreft het verandervermogen t.o.v. de dynamiek van de omgeving.
c. Strategiecontrol is ervoor zorgen dat de strategie voldoende snel zal leiden tot de control.
d. In de private sector wordt de term ‘beleid’ gehanteerd en in de publieke sector ‘strategie’.

7. Wat is waar?
a. Coördinatiecontrol richt zich op het afstemmen van de doelstellingen en de doelen.
b. Coördinatiecontrol is ervoor zorgen dat de doelen voldoende op elkaar worden afgestemd.
c. Chain control is ervoor zorgen dat de medewerkers op elkaar worden afgestemd.
d. Chain control richt zich op de sterkste schakels in de ketting.

8. Wat is waar?
a. Bij statisch begroten wordt de begroting afgeleid van de actuele cijfers of huidige trends.
b. Bij statisch begroten wordt de begroting alleen afgeleid van de actuele cijfers.
c. Bij zero-based begroten wordt de begroting jaarlijks van onderaf opgebouwd.
d. Bij zero-based begroten wordt de begroting jaarlijks van boven naar beneden opgebouwd.

9. Wat is niet waar?
a. Bij activity-based begroten wordt de begroting opgebouwd vanuit de actuele activiteiten.
b. Bij rolling forecasts wordt gewerkt met een vaste tijdshorizon.
c. Bij rolling forecasts kan de tijdshorizon langer zijn dan een jaar.
d. De rolling forecast kijkt verder in de toekomst dan de begroting.

10. Wat is waar?
a. Risicomanagement is het beheersen van de gevolgen van het actueel worden van de risico’s.
b. Risicomanagement is het riskeren van de gevolgen van het actueel worden van begrotingen.
c. Tot risicomanagement behoort ook de balans tussen de maatregelen en de risico’s.
d. Tot risicomanagement behoort ook de balans tussen de hoogte van de kosten en de risico’s.

11. Wat is waar?
a. COSO II staat voor Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission.
b. COSO II staat voor Enterprise Risk Management – Integrated Framework.
c. De Guidance for Smaller Public Companies is het COSO-rapport voor lagere overheden.
d. De COBIT Security Baseline is het COSO-rapport voor het risk management van de ICT.

12. Wat is waar?
a. Risicomanagement is ervoor zorgen dat er voldoende risico’s worden beheerst.
b. Risk appetite is de mate waarin het management plezier heeft in risico’s.
c. Risk appetite is de mate van de bereidheid om risico’s te accepteren.
d. De verwachte schade van een risico is de kans van een risico plus de geschatte schade.

13. Procescontrol is ervoor zorgen dat het productieproces voldoende
a. is ingericht.
b. netjes is ingericht.
c. effectief is ingericht.
d. efficiënt en effectief is ingericht.

14. Cost control is ervoor zorgen dat de organisatie haar kosten voldoende
a. beheerst.
b. netjes beheerst.
c. effectief beheerst.
d. efficiënt beheerst.

15. Wat is waar?
a. Revenue control is ervoor zorgen dat de organisatie haar inkomsten voldoende beheerst.
b. Revenue control is ervoor zorgen dat de organisatie haar inkomsten optimaliseert.
c. Projectcontrol is ervoor zorgen dat de projecten voldoende snel zijn ingericht.
d. Projectcontrol is ervoor zorgen dar de inkomsten en kosten van projecten worden beheerst.

16. Wat is waar?
a. Bij projectcontrol staan de variabelen tijd, inkomsten en kosten centraal.
b. Bij projectcontrol staan de variabelen tijd, inzet van middelen en kwaliteit centraal.
c. Financial control is ervoor zorgen dat de organisatie haar cijfers voldoende beheerst.
d. Financial control is ervoor zorgen dat de organisatie haar balans voldoende beheerst.

17. Corporate governance is ervoor zorgen dat rekening wordt gehouden met de
a. belangen van de toezichthoudende organen.
b. belangen van het topmanagement en de toezichthouders.
c. belangen van de verschillende stakeholders.
d. transparantie, de onafhankelijkheid en de integriteit.

18. Compliance is onder andere
a. het toezicht op informatie over relevante wet- en regelgeving.
b. het afleggen van verantwoording over de beloning van het management.
c. het ‘pas toe of leg uit’-principe.
d. de onafhankelijkheid van de toezichthoudende instanties en de controlerende accountant.

19. Wat is waar?
a. Op overtreding van het ‘pas toe of leg uit’-principe staat celstraf.
b. Op afwijking van het ‘pas toe of leg uit’-principe staat gevangenisstraf.
c. SOx wet is de afkorting van Sarbanes-Oxley wet.
d. De SOx wet dient om uit te leggen hoe Enron, WorldCom en AOL goed zijn toe te passen.

20. Wat is waar?
a. In de SOx wet is het ‘pas toe of leg uit’-principe in 2002 in de VS wettelijk vastgelegd.
b. In de SOx wet is het ‘pas toe of leg uit’-principe in 2002 in de UK wettelijk vastgelegd.
c. Managementcontrol is ervoor zorgen dat het gedrag van managers in control is.
d. Managementcontrol is ervoor zorgen dat het gedrag van managers is afgestemd op het doel.

21. Wat is waar?
a. Een best practice is een manager die zich in de praktijk als het effectiefst heeft bewezen.
b. Een best practice heeft zich als goedkoper bewezen dan andere technieken of activiteiten.
c. Het bestpracticeniveau is het resultaat dat met een best practice gerealiseerd kan worden.
d. Het bestpracticeniveau is de inspanning die met een best practice gerealiseerd kan worden.

22. Branchegemiddelden zijn de niveaus van ratio’s die de gemiddelde performance van
a. bepaalde aspecten in een bepaalde periode van een gemiddelde branche weergeven.
b. algemene aspecten in een bepaalde periode van een gemiddelde branche weergeven.
c. bepaalde aspecten in een bepaalde periode van een specifieke branche weergeven.
d. algemene aspecten in een bepaalde periode van een specifieke branche weergeven.

23. Met referentiegroep-gemiddelden wordt beoordeeld wat realiseerbaar
a. en voldoende ambitieus is aan de hand van de performance van een referentiegroep.
b. en voldoende ambitieus is aan de hand van de performance van een branche.
c. of voldoende ambitieus is aan de hand van de performance van een branche.
d. of voldoende ambitieus is aan de hand van de performance van een referentiegroep.

24. Normcijfers per fte zijn niveaus die staan voor een realiseerbare
a. of goede gemiddelde financiële performance per fte.
b. goede gemiddelde financiële performance per fte.
c. goede maximale financiële performance per fte.
d. of goede maximale financiële performance per fte.

25. In een DuPont chart zijn een resultatenrekening, balans en financiële ratio’s
a. per fte of met onderlinge relaties weergegeven.
b. voor een bepaalde periode of met onderlinge relaties weergegeven.
c. voor een bepaalde periode samen met onderlinge relaties weergegeven.
d. per fte samen met onderlinge relaties weergegeven.

Voor docenten zijn de juiste antwoorden van de FM QuiZ aan te vragen via info@fmboek.nl

Hoofdstuk 1 | Hoezo financieel management?

1. Wat is financieel management?

2. Wat omvat financieel management?

3. Wat is de relatie tussen doelstelling, aspiratieniveau, middel, performancemaatstaf en doel?

4. Leg de relaties uit tussen de begrippen ‘financieel management’, ‘cost accounting’, ‘revenue accounting’, ‘project accounting’ ‘financial accounting’ en ‘management accounting’.

5. Wat is het verschil tussen een begroting en een forecast?

6. Wat is het verschil tussen treasury, financiering en cashmanagement?

7. Uit welke verschillende vakgebieden komen de theorieën, methoden, technieken en concepten van financieel management voort?

8. Wie is in een organisatie verantwoordelijk voor het financieel management?

9. Welke rechtsvormen kunnen organisaties hebben?

10. Wat is het voordeel van rechtspersoonlijkheid?

11. Wat is het verschil tussen een bedrijf en een organisatie?

12. Wie zijn de stakeholders van een organisatie?

De antwoorden op de toetsvragen vormen een samenvatting van het hoofdstuk.

Van Hoofdstuk 1  Hoezo financieel management?  zijn deze antwoorden te vinden op pagina 383 tot en met 386 van het boek.

Hoofdstuk 1 | Hoezo financieel management?

Oefening maakt de Meester kent open vragen!

Hoofdstuk 1 is het enige hoofdstuk zonder oefenopgaven!

Hoofdstuk 1 | Hoezo financieel management?

In de FM QuiZ is één van de vier antwoorden op een vraag goed.

1. Wat is waar?
a. Financieel management is de beheerskant van de economie.
b. De beheerskant betreft zaken die direct of indirect met geld te maken hebben.
c. Financieel management kan betrekking hebben op een bedrijf, organisatie of een project.
d. De beheerskant betreft het onderhouden van de financiële relaties met stakeholders.

2. Wat is waar?
a. Financieel management is voor boekhouders.
b. Financieel management is voor administrateurs.
c. Financieel management is voor managers.
d. Financieel management is voor boekhouders en administrateurs.

3. Wat is waar?
a. Het doel is de indicator die aangeeft wanneer het aspiratieniveau wordt bereikt.
b. Het aspiratieniveau van een doel is het niveau van performance dat wordt nagestreefd.
c. Een doelstelling is een performance die men wil realiseren.
d. De performancemaatstaf maakt zichtbaar in welke mate de doelstelling is bereikt.

4. Wat is de Engelse term voor doelstelling?
a. objective
b. aspiration level
c. resource
d. goal

5. Wat is financial accounting?
a. Het produceren van informatie die gericht is op interne verslaggeving.
b. Het adviseren en de informatieverzorging betreffende financieel management.
c. Het produceren van informatie gericht op externe verslaggeving.
d. De verschillende wijzen waarop waardes kunnen worden vastgesteld.

6. Wat zijn waarderingsgrondslagen?
a. De wijzen waarop baten en lasten kunnen worden toegerekend.
b. De verschillende wijzen waarop waardes kunnen worden vastgesteld.
c. De algemene concepten en richtlijnen voor het voeren van een boekhouding.
d. De mate van financieel resultaat van activiteiten of het vermogen van een periode.

7. De rapportagerichtlijnen betreffen voorschriften voor
a. jaarrekeningen.
b. het gedrag van accountants.
c. controllers.
d. budgethouders.

8. Wat is waar?
a. Een budgethouder is niet verantwoordelijk voor het realiseren van zijn eigen begroting.
b. Een budgethouder is verantwoordelijk voor het realiseren van het budget van een ander.
c. Een budgethouder is verantwoordelijk voor het realiseren van een budget.
d. Een budgethouder is iemand die overschrijdingen op zijn budget ontkent.

9. Een begroting is een afspraak tussen de
a. stakeholders.
b. chief financial officer en de chief executive officer.
c. chief executive officer en de controller.
d. aandeelhouders.

10. Wat is waar?
a. Een budgethouder is niet verantwoordelijk voor het realiseren van zijn eigen budget.
b. In de publieke sector is er een voorkeur voor de term ‘begroting’ boven budget.
c. In de private sector is er een voorkeur voor de term ‘budget’ boven begroting.
d. In de publieke sector is er een voorkeur voor de term ‘budget’ boven begroting.

11. Actuele cijfers hebben betrekking op
a. de actuele afspraak tussen stakeholders.
b. de vraag in hoeverre de begroting zal worden gerealiseerd.
c. de informatieverzorging betreffende financieel management.
d. de performance die in de meest recente rapportageperiode is gerealiseerd.

12. De forecast geeft aan
a. of de begroting zal worden gerealiseerd.
b. in hoeverre de wens van het management zal worden gerealiseerd.
c. of de actuele cijfers correct zijn.
d. of de begroting correct is opgesteld.

13. Controlling omvat
a. de informatieverzorging betreffende financieel management.
b. het adviseren betreffende financieel management.
c. de besluitvorming betreffende de informatieverzorging rond financieel management.
d. het adviseren en de informatieverzorging betreffende financieel management.

14. Cost accounting richt zich op
a. het zich rijk rekenen van aandeelhouders.
b. de waardering van activa.
c. het toerekenen van lasten.
d. het toerekenen van lasten en waardering van activa.

15. Revenue accounting richt zich op
a. de waardering van activa.
b. het toekennen van baten en lasten.
c. het toekennen van baten.
d. het toekennen van lasten en waardering van passiva.

16. Project accounting richt zich op
a. het toekennen van baten en lasten aan projecten en periodes.
b. het toekennen van baten en lasten aan periodes.
c. het toekennen van baten en lasten aan projecten.
d. het toekennen van lasten aan projecten.

17. Cashmanagement richt zich op
a. het beheren van de liquide middelen in de tijd, in verschillende valuta en locaties.
b. het uitlenen van liquide middelen voor een vaste periode en tegen een vaste rente.
c. de wijze waarop organisaties hun bezittingen financieren.
d. het beheren van de geldstroom.

18. Geld is een ruilmiddel dat
a. in een bepaalde tijd op een bepaalde plaats algemeen aanvaard wordt als cryptomunt.
b. in een bepaalde tijd op een bepaalde plaats algemeen aanvaard wordt als rekeneenheid.
c. in een bepaalde tijd op een bepaalde plaats is opgepot.
d. gebruikt wordt als rekeneenheid en als oppotmiddel.

19. Wat is waar?
a. Giraal geld is het wettig betaalmiddel in de vorm van munten en papiergeld.
b. Chartaal geld is digitaal geld dat op een bankrekening staat.
c. Cryptogeld is een vorm van digitaal geld.
d. De bitcoin is de meest bekende vorm van chartaal geld.

20. Wat is een bedrijf?
a. De ondernemingsvorm waarin deze is gegoten.
b. De rechtsvorm waarin deze is gegoten.
c. Een zelfstandige productieactiviteit.
d. Een samenwerkingsverband, gericht op bepaalde doelstellingen.

21. Het recht van een persoon om over een goed of dienst te beschikken is
a. slim
b. gemeen
c. bedrijf
d. bezit

22. Wat is een natuurlijk persoon?
a. Een mens in juridische zin, die drager van rechten en verplichtingen kan zijn.
b. Een mens in economische zin, die drager van rechten en verplichtingen kan zijn.
c. Een mens in juridische zin, die zich niet natuurlijk gedraagt.
d. Een mens in economische zin, die zich natuurlijk gedraagt.

23. Wat is waar?
a. Een echtpaar kan geen eigenaar zijn van een eenmanszaak.
b. Een eenmanszaak is een bedrijf zonder werknemers.
c. Een eenmanszaak is een bedrijf dat rechtstreeks eigendom is van één aandeelhouder.
d. Een eenmanszaak is een bedrijf dat rechtstreeks eigendom is van een natuurlijk persoon.

24. Wat is niet waar?
a. Bij een eenmanszaak mag de eigenaar persoonlijk geen schulden maken voor het bedrijf.
b. Bij een eenmanszaak is de eigenaar aansprakelijk voor de schulden van het bedrijf.
c. Een eenmanszaak kan meer medewerkers hebben.
d. Een eenmanszaak kan meer bedrijven hebben.

25. Wat is waar?
a. De rechtsvorm van een bedrijf is niet de ondernemingsvorm.
b. De rechtsvorm van een onderneming is de ondernemingsvorm.
c. De rechtsvorm van een bedrijf is de juridische vorm waarin deze is gegoten.
d. De bedrijfsvorm van een onderneming is de juridische vorm waarin deze is gegoten.

26. Een zelfstandige zonder personeel
a. is een afgebakende rechtsvorm.
b. heeft nooit personeel gehad.
c. is een freelancer.
d. is een freelancer in loondienst.

27. Bij een maatschap
a. kunnen meer personen samen niet rechtstreeks eigenaar van een bedrijf zijn.
b. is iedere deelnemer persoonlijk aansprakelijk voor de schulden die deze zelf is aangegaan.
c. is iedere deelnemer hoofdelijk aansprakelijk voor alle schulden.
d. is iedere deelnemer een vennoot.

28. Bij de vennootschap onder firma
a. is iedere vennoot hoofdelijk aansprakelijk voor alle schulden van de vennootschap.
b. kunnen vennoten andere vennoten opzadelen met schulden van de vennootschap.
c. kunnen groepen personen onder eigen naam rechtshandelingen verrichten.
d. is een van de commandites de directeur.

29. Wat is waar?
a. Het economisch eigendom van de rechtspersoon is altijd volledig.
b. Een persoon kan het best juridisch eigendom zijn van een andere persoon.
c. Een rechtspersoon kan eigenaar zijn van een bedrijf.
d. De zeggenschap van de eigenaren is altijd volledig.

30. Wat is waar?
a. Een rechtspersoon is een juridische constructie.
b. Een rechtspersoon is geen juridische constructie.
c. De belangen van de rechtspersoon zijn niet strijdig met die van de aandeelhouders.
d. De belangen van aandeelhouders kunnen niet strijdig zijn met die van de rechtspersoon.

31. Nederlandse rechtspersonen voor ondernemingen zijn
a. de eenmanszaak, de maatschap en de vennootschap onder firma.
b. de besloten vennootschap, de naamloze vennootschap en de coöperatie.
c. een overheidsdepartement, een vereniging en een stichting.
d. de Vereniging van Eigenaars en de onderlinge waarborgmaatschappij.

32. Wat is waar?
a. Bij de besloten vennootschap is de overdraagbaarheid van de aandelen niet beperkt.
b. Bij de naamloze vennootschap is er een register met namen van de aandeelhouders.
c. Een familievennootschap kan meer directeuren-grootaandeelhouders hebben.
d. Een coöperatie en een stichting hebben leden en eigenaren.

33. Wat is waar?
a. De inhoud van de rechtsvormen voor ondernemingen is in Nederland en België gelijk.
b. De Nederlandse vereniging heet in België vereniging met winstoogmerk.
c. De Nederlandse coöperatieve vereniging heet in België de coöperatieve vennootschap.
d. België heeft de stichting van openbaar nut maar geen private stichting.

34. Wat is waar?
a. Maatschapsleden zijn in economische zin de eigenaren van een vennootschap.
b. Aandeelhouders zijn in economische zin de eigenaren van een vennootschap.
c. Maatschapsleden zijn in juridische zin de eigenaren van een maatschap.
d. Aandeelhouders zijn in juridische zin de eigenaren van een vennootschap.

35. Aandelen kunnen recht geven op
a. informatie over mutaties in het vermogen.
b. zeggenschap over mutaties in het vermogen.
c. eigendomsbewijzen van een deel van het dividend van de vennootschap.
d. informatie, zeggenschap, mutaties in het vermogen en het dividend van de vennootschap.

36. Prioriteitsaandelen geven extra
a. durfkapitaal.
b. dividend in de vergadering van aandeelhouders.
c. stemrecht in de vergadering van aandeelhouders.
d. stemrecht in de raad van bestuur.

37. Wat is niet waar?
a. Het uitgeven van aandelen heet een aandelenemissie.
b. Een emissie met durfkapitaal is een specifieke vorm van een aandelenemissie.
c. Stockdividend is dividend in de vorm van durfkapitaal.
d. Dividend is het aan de aandeelhouders uit te keren deel van de winst van een onderneming.

38. De staat is van
a. de overheid.
b. de politieke partijen.
c. de ambtenaren en de inwoners.
d. niemand.

39. Wat is waar?
a. Rechtspersonen functioneren het best zonder organen.
b. De aandeelhoudersvergadering is een orgaan van een vereniging.
c. De regering, de ministers en de staatsecretarissen zijn de organen van een land.
d. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de organen zijn bij elk land gelijk.

40. Wat is waar?
a. Het bestuur heeft de dagelijkse leiding van een directie.
b. Eén of meer bestuurders vormen het bestuur.
c. De directie is het bestuur van een orgaan.
d. Een directrice kan geen taken delegeren aan bestuurders.

41. Wat is waar?
a. De algemene vergadering van aandeelhouders is de eerste instantie van een vennootschap.
b. De raad van commissarissen houdt toezicht op de vennootschap.
c. Bij een structuurvennootschap heeft de RvC verdergaande bevoegdheden.
d. De raad van toezicht is het toezichthoudend orgaan van de ondernemingsraad.

42. Wat is waar?
a. AVA is de afkorting van algemene actieve van aandeelhouders.
b. RvC is de afkorting van raad van commissies.
c. RvT is de afkorting van raad van toename.
d. RvT is de afkorting van raad van toezicht.

43. Wat is waar?
a. Organisatie is synoniem aan bedrijf.
b. Een organisatie is een samenwerkingsverband van personen die productiemiddelen hebben.
c. Een organisatie bestaat alleen uit natuurlijke personen.
d. Organisaties maken productiemiddelen overbodig.

44. Een afdeling is
a. een organisatorische eenheid bestaande uit onsamenhangende functies.
b. een agentschap van een ministerie.
c. een divisie in een leger.
d. een vestiging van een franchiseonderneming.

45. Een project is een samenwerkingsverband van personen
a. die productiemiddelen inzetten, gericht op het realiseren van bepaalde doelstellingen.
b. die voor een bepaalde tijd in het leven is geroepen.
c. die geen stakeholders zijn.
d. die zonder winstoogmerk goederen of diensten produceren.

46. Wat is niet waar?
a. Projecten die op een markt winst maken heten ondernemingen.
b. Ondernemingen die verlies maken worden non-profitorganisaties genoemd.
c. Overheidsorganisaties hebben geen winstoogmerk.
d. Overheidsorganisaties hebben geen stakeholders.

47. Ondernemingen
a. zijn productieorganisaties.
b. produceren voor consumptieorganisaties.
c. produceren alleen maar fysieke goederen.
d. produceren goederen of diensten voor personen die tot een bepaalde gemeenschap behoren.

48. Wat is niet waar?
a. Een moedermaatschappij heeft altijd een dochtermaatschappij.
b. Een moedermaatschappij en haar dochtermaatschappijen vormen een groep.
c. Werkmaatschappijen werken voor een markt.
d. Werkmaatschappijen werken voor een moedermaatschappij.

49. Wat is niet waar?
a. Een holding houdt zich bezig met het besturen van haar dochtermaatschappijen.
b. Een holding kan de dochter zijn van een andere onderneming.
c. Bij een deelneming bezit een organisatie meer dan 50% van de aandelen.
d. Bij een deelneming bezit een organisatie minder dan 50% van de aandelen.

50. Bij een fiscale eenheid worden meerdere belastingplichtigen
a. samen voor dezelfde belasting als meerdere belastingplichtigen beschouwd.
b. samen voor verschillende belastingen als één belastingplichtige beschouwd.
c. samen voor een bepaalde belastingsoort als één belastingplichtige beschouwd.
d. samen fiscaal als eenheid van meer belastingplichtigen beschouwd.

 

Voor docenten zijn de juiste antwoorden van de FM QuiZ aan te vragen via info@fmboek.nl

Hoofdstuk 1 | Hoezo financieel management?

Oefening maakt de Meester kent open vragen!

Hoofdstuk 1 is het enige hoofdstuk zonder oefenopgaven!

Hoofdstuk 10 | Toen was er de planning- en controlcyclus

Oefening maakt de Meester kent open vragen!

10.1 Het ballenschema

Bepaal met behulp van het ballenschema van Koda van de forecast van 15 oktober voor 2025:

  1. Welke grootheden worden er weergegeven op de assen van een ballenschema?
  2. Snijden in een ballenschema de x-as en de y-as op het nulpunt?
  3. Op welke wijze worden de klanten in een ballenschema weergegeven?
  4. Welke klant van Koda zal volgens de forecast dit jaar de grootste brutomarge hebben?
  5. Wat is het verwachte groeipercentage van de brutomarge ten opzichte van een voorgaande periode van klant C dit jaar?
  6. Wat is het verwachte rendement van klant K dit jaar?

10.2 Het ziekteverzuim

Tanja heeft een arbeidscontract voor 80% van de werkweek, elke week werkt ze van dinsdag tot en met vrijdag. Dit jaar heeft Tanja zich 8 werkdagen ziek gemeld. Maak een grafiek van het ziekteverzuim van Tanja voor dit jaar:

  1. als het ziekteverzuim gelijkmatig door de week is verdeeld.
  2. als het ziekteverzuim alleen plaats had op woensdag.

Hoofdstuk 9 | Het sprookje van logica

Oefening maakt de Meester kent open vragen!

9.1 Titania bv

Titania overweegt te stoppen als ondernemer en haar vennootschap ‘Titania bv’ te verkopen. De cijfers van de ‘Titania bv’ waren dit jaar:

brutomarge€ 6.250.000
kosten€ 5.000.000 -/-
winst vóór belasting€   1.250.000
vennootschapsbelasting 20%€      250.000 -/-
winst ná belasting€   1.000.000
eigen vermogen €  1.250.000
gemiddeld aantal fte’s50

Wat is de waarde van de ‘Titania bv’ als deze gewaardeerd wordt volgens de formule:

  1. vijf maal de winst ná belasting plus het eigen vermogen?
  2. vier maal de winst vóór belasting plus het eigen vermogen?
  3. één maal de brutomarge?
  4. € 125.000 maal het aantal fte’s?

 

9.2 Strategieën en scenario’s

Toon wil op vrijdag 13 juni op het kaatsveld bij hem in het dorp een hardrockfestival organiseren en is voor het financiële succes afhankelijk van het weer. Het festival kan plaatsvinden in de open lucht, in een open tent of in een gesloten tent. Aan een half open tent zijn kosten verbonden en beperkt het mogelijke aantal bezoekers. Een gesloten tent is nog duurder en beperkt het aantal bezoekers nog meer. De keuze voor een tent moet gemaakt worden ruim voordat bekend is wat voor weer het zal zijn op 13 juni.

Toon heeft voor de verschillende mogelijke behuizingen bij de verschillende weersomstandigheden schattingen gemaakt van de brutomarges in € tienduizenden en deze in onderstaande tabel weergegeven:

 scenario X
mooi weer
scenario Y
gemiddeld weer
scenario Z
slecht weer
strategie A
gesloten tent
 5 9      12
strategie B
open tent
1115         3
strategie C
open lucht
33 5-/- 23

Welke strategie kiest Toon bij toepassing van

  1. het maximin criterium?
  2. het maximax criterium?

 

9.3 De verdubbelingsformule

Treija heeft een erfenis gehad en heeft voor € 50.000 aandelen aangeschaft.

  1. Bereken met de verdubbelingsformule het aantal jaren waarin de € 50.000 van Treija verdubbelen bij 5% rente.
  2. Bereken met de verdubbelingsformule welk percentage rendement Treija nodig heeft om de waarde van haar aandelen te verdubbelen in 10 jaar.

 

9.4 De balansverkorting

Transit BV heeft zijn wagenpark gefinancierd met een langlopende schuld bij de bank.

  1. Wat is de solvabiliteitsratio van Transit BV?
  2. Hoe ziet de balans van Transit BV eruit nadat de schuld bij de bank is afgelost met de opbrengst van de verkoop van het wagenpark?
  3. Hoe is de solvabiliteitsratio na verkoop van het wagenpark?

 

9.5 De te realiseren winst

De brutomarge van Thor groeit met 20%. Het eigen vermogen van hem is € 40.000. De brutomarge van Thor is € 200.000.

Thor wil dit jaar 75% dividend uitkeren.

Thor moet dit jaar 19% vennootschapsbelasting betalen over de winst vóór belasting.

  1. Bereken de in te houden winst in procenten van de brutomarge.
  2. Hoeveel winst vóór dividend moet Thor realiseren?
  3. Hoeveel winst vóór belasting moet Thor realiseren?

 

9.6 De financieringsformule

Bereken met de financieringsformule hoeveel winst vóór belasting Tony moet realiseren uitgaande van:

  • de groei in procenten van de brutomarge van 12%.
  • het eigen vermogen gedeeld door de brutomarge van 0,25.
  • het dividend in procenten van de winst ná belasting van 80%.
  • het belastingpercentage van 22%.

 

9.7 Tabel financieringsformule

Bepaal met behulp van de onderstaande tabel van de financieringsformule met 30% eigen vermogen van de brutomarge en een belastingpercentage van 20%:

  1. Welke winst vóór belasting in procenten van de brutomarge is er nodig bij een groeidoelstelling van 10% en bij een dividenddoelstelling van 62,5%?
  2. Welke dividenddoelstelling kan gerealiseerd worden bij een groeidoelstelling van 8% en bij 12% winst vóór belasting in procenten van de brutomarge?
  3. Welke groeidoelstelling kan gerealiseerd worden bij een dividenddoelstelling van 75% en bij 15% winst vóór belasting in procenten van de brutomarge?

Hoofdstuk 8 | Investeren doen we allemaal

Oefening maakt de Meester kent open vragen!

8.1 De financiële hefboom

Kleur de lijnen van het figuur van de financiële hefboom:

  1. Kleur het assenstelsel rood. Op de verticale as, de y-as, staat rendement en op de horizontale as, de x-as, staat de hefboomfactor. Het snijpunt van de y-as en de x-as heet de oorsprong.
  2. Kleur de ROI vóór belasting blauw. Dit is de horizontale lijn. De ROI vóór belasting zijn bij alle hefboomfactors even hoog.
  3. Kleur de ROE vóór belasting groen. Deze lijn begint op de hoogte van de ROI vóór belasting en loopt op naarmate de hefboomfactor toeneemt.
  4. Kleur de ROE ná belasting oranje. Deze lijn begint lager dan de ROI vóór belasting en loopt minder snel op dan de ROE vóór belasting naarmate de hefboomfactor toeneemt.

 

8.2 De rente

In 2026 heeft Truus onder andere de volgende posten in de jaarrekening:

eigen vermogen                   € 100.000
vreemd vermogen              € 300.000
brutomarge                            € 450.000

rentekosten op het vreemd vermogen                                      3%
rendement op het totaal geïnvesteerd vermogen              7%
belastingpercentage                                                                          20%

  1. Wat is de hefboomfactor van Truus in 2026?
  2. Wat is de rentemarge van Truus in 2026?
  3. Wat is de ROE vóór belasting van Truus in 2026?
  4. Wat is de ROE ná belasting van Truus in 2026?

 

8.3 De ROE omgewerkt

  1. Bereken de winst ná belasting van Truus in procenten.
  2. Bereken de ROE ná belasting met behulp van de nettowinstmarge en de omloopsnelheid van het eigen vermogen van Truus.
  3. Bereken de ROE ná belasting met behulp van de nettowinstmarge, de omloopsnelheid van het totale vermogen en de hefboomfactor van het eigen vermogen van Truus.
  4. Bereken de interest coverage ratio van Truus.

 

8.4 Investeringsbeslissingen

Ted overweegt om een robot te kopen die schoonmaakwerkzaamheden kan verrichten. Hij denkt jaarlijks hiermee $ 20,000 te kunnen besparen op zijn schoonmaakkosten. Ted verwacht dat de onderhoudskosten van de robot in het eerste jaar $ 3,000 zullen zijn en daarna jaarlijks met $ 3,000 zullen stijgen. De technische levensduur van deze robot is 9 jaar, hij kost $ 56,000 en de restwaarde is $ 500.

  1. Bereken de terugverdientijd van de investering van Ted.
  2. Bereken de economische levensduur van de investering van Ted.
  3. Bereken de ROI van de investering van Ted.
  4. Bereken de gemiddelde investering in de robot van Ted.
  5. Bereken het rendement van de investering van Ted met de uitgebreide ROI-methode.
  6. Bereken de gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit van de investering van Ted.

 

8.5 De tijdswaarde van geld

Ton leent aan zijn broer een bedrag van £ 100,000 tegen een rente van 5% per jaar voor een periode van 3 jaar.

Ton verwacht over drie jaar £ 100,000 te ontvangen van zijn vader. Voor de bepaling van de toekomstige waarde van deze ontvangst rekent hij met een disconteringsvoet van 5% per jaar.

  1. Bereken de future value van de lening van Ton.
  2. Bereken de present value van de verwachte ontvangst van Ton.

 

8.6 De netto contante waarde

Techno overweegt een machine aan te schaffen voor een bedrag van € 500.000. Techno rekent met een disconteringsvoet van 8% waarbij hij ervan uitgaat dat de inkomsten vallen aan het einde van het betreffende jaar. De netto-inkomsten van deze machine zijn:

Jaar 1: € 120.000
Jaar 2: € 160.000
Jaar 3: € 150.000
Jaar 4: € 150.000
Jaar 5: € 120.000

Aan het einde van het vijfde jaar heeft de machine een restwaarde van € 50.000.

  1. Bereken het rendement van de investering van Techno in de machine.
  2. Bereken de interne rentabiliteit van de investering van Techno.

 

8.7 De formule van Camp

Tamara heeft een biologische bakkerij in een molen in Twente. Ze verbruikt per jaar 25.000 kg biologische bloem. De bestelkosten zijn € 50 per keer. De voorraadkosten zijn jaarlijks 20% van de kosten van de bloem. De bloem kost € 2 per kilo.

  1. Bereken de optimale bestelgrootte van Tamara met de formule van Camp.

 

8.8 Ratio’s voor aandelen

Timo heeft een aandeel in een vennootschap dat vorig jaar € 1.000.000 winst ná belasting heeft gemaakt. Het aantal uitstaande aandelen van de vennootschap van Timo is aan het einde van het boekjaar 10.000. De koers van het aandeel van Timo is momenteel € 900. De vennootschap waar Timo een aandeel in heeft keert dit jaar € 700.000 uit aan dividend. Timo had zijn aandeel begin vorig jaar gekocht voor € 895 en betaalde bij de inkoop € 2 aankoopkosten. Hij ontving dit jaar een stockdividend op zijn aandeel van € 10. Hij betaalde aan bewaarkosten voor zijn aandeel € 3 en aan administratiekosten € 1.

  1. Bereken de winst per aandeel van Timo.
  2. Bereken de koers-winstverhouding van het aandeel van Timo.
  3. Bereken het dividendrendement van het aandeel van Timo.
  4. Bereken de payout ratio van het aandeel van Timo.
  5. Bereken het aandelenrendement van het aandeel van Timo.

 

8.9 Ratio’s voor obligaties

Timo heeft begin dit jaar ook een obligatie gekocht voor € 1.050. De couponrente voor een jaar voor deze obligatie met een nominale waarde van € 1.000 is € 80. Deze rente wordt uitgekeerd aan het einde van het jaar. Aan het einde van het jaar is de koers van deze obligatie € 1.100. De bewaarkosten voor deze obligatie zijn € 1 per jaar, te betalen aan het einde van het jaar.

  1. Bereken de nominale jaarrente van de obligatie van Timo.
  2. Bereken het couponrendement van de obligatie van Timo.
  3. Bereken het effectief rendement van de obligatie van Timo.
  4. Bereken het totaalrendement van de obligatie van Timo.

 

8.10 Pitchkosten

Het PR-bureau van Tejo heeft een brutomarge van € 20.000.000 en werkt met vaste klantrelaties van gemiddeld acht jaar. Klanten nodigen gemiddeld vier bureaus uit voor een pitch. Het PR-bureau van Tejo is bereid om gemiddeld 25% van de verwachte brutomarge van een potentiële klant te investeren in een pitch.

  1. Hoeveel moet het PR-bureau van Tejo jaarlijks investeren in pitches om haar brutomarge op peil te houden?
  2. Hoeveel moet het PR-bureau van Tejo extra inzetten in pitches om haar brutomarge daarnaast nog eens 5% te laten stijgen?

Hoofdstuk 7 | Cijfers, cijfers & cijfers

Oefening maakt de Meester kent open vragen!

7.1 Winkeldiefstal

In het boekjaar 2025 bedroeg de totale winkeldiefstal bij Glasnost, in inkoopwaarde van de gestolen boeken gerekend, ₽ 2,2 miljoen. Het jaar daarvoor was dit ₽ 2,0 miljoen. In de begroting voor het boekjaar 2025 was rekening gehouden met een winkeldiefstal bij Glasnost van ₽ 2,1 miljoen in inkoopwaarde en ₽ 2,7 miljoen in verkoopwaarde.

In het boekjaar 2025 was de omzet ₽ 220 miljoen, tegenover ₽ 200 miljoen in 2024 en een begroting van ₽ 210 miljoen. De begrote brutomarge van Glasnost was voor 2025 ₽ 60 miljoen.

  1. Bereken de winkeldiefstalratio in inkoopwaarde voor Glasnost voor 2024 in procenten van de omzet.
  2. Bereken de winkeldiefstalratio in inkoopwaarde voor Glasnost voor 2025 in procenten van de omzet.
  3. Bereken de begrote winkeldiefstalratio in inkoopwaarde voor Glasnost voor 2025 in procenten van de omzet.
  4. Bereken de begrote winkeldiefstalratio in inkoopwaarde voor Glasnost voor 2025 in procenten van de brutomarge.
  5. Bereken de begrote winkeldiefstalratio in verkoopwaarde voor Glasnost voor 2025 in procenten van de brutomarge.

 

7.2 Het werkkapitaal

Op 1 april 2026 had Tjerk onder andere de volgende posten op de balans staan:

liquide middelen                    € 100.000
vlottende activa                      €   20.000
voorraden                                   €   10.000
kortlopende schulden         € 100.000

  1. Bereken het werkkapitaal van Tjerk op 1 april 2026.
  2. Bereken de werkkapitaalratio van Tjerk op 1 april 2026.
  3. Bereken de quick ratio van Tjerk op 1 april 2026.
  4. Bereken de cash ratio van Tjerk op 1 april 2026.

 

7.3 De solvabiliteit

Op 31 december 2025 is het eigen vermogen € 400.000, er is een achtergestelde lening van
€ 200.000, het vreemd vermogen is € 600.000 en de brutomarge € 1.200.000.

  1. Wat is de solvabiliteitsratio als percentage van het vreemd vermogen?
  2. Wat is de solvabiliteitsratio als percentage van het balanstotaal?
  3. Wat is de debt ratio?
  4. Wat is de solvabiliteitsratio op basis van het weerstandsvermogen?
  5. Wat is de solvabiliteitsratio met als noemer de brutomarge?

 

7.4 De rentabiliteitsratio’s

In het boekjaar 2026 heeft Tora onder andere de volgende posten op de winst- en verliesrekening staan:

winst vóór belasting                      € 100.000
winst ná belasting                          €   80.000
brutomarge                                        € 500.000
interestkosten                                  €   50.000
afschrijving op vaste activa       €   30.000

Het balanstotaal is € 600.000 en het eigen vermogen is € 150.000.

  1. Bereken de rentabiliteitsratio van Tora in 2026.
  2. Bereken de EBIT van Tora in 2026.
  3. Bereken de EBITDA van Tora in 2026.
  4. Bereken de return on investment van Tora in 2026.
  5. Bereken de return on equity van Tora in 2026.

 

7.5 De activiteitenratio’s

De debiteurenstand van Tilly voor december is $ 3,000 en de omzet inclusief omzetbelasting voor de maanden december, november en oktober waren respectievelijk $ 1,200, $ 1,500 en
$ 1,000.

De crediteurenstand van Tilly voor eind december is $ 500 inclusief omzetbelasting. Tilly koopt per jaar voor $ 1,825 in.

De voorraad grondstoffen van Tilly voor eind december is $ 100 inclusief omzetbelasting. Tilly koopt per jaar voor $ 730 grondstoffen in.

De omzet inclusief omzetbelasting in het boekjaar is $ 18,250.

  1. Bereken de aantal dagen debiteurenratio van Tilly met de uitgebreide methode.
  2. Bereken de aantal dagen debiteurenratio van Tilly met de minder uitgebreide methode.
  3. Bereken de aantal dagen crediteurenratio van Tilly met de minder uitgebreide methode.
  4. Bereken het aantal dagen voorraad van Tilly.

 

7.6 Ratio per fte

Voor hoeveel fte’s tellen drie parttimers die ieder vier dagen in de week werken bij een vijfdaagse werkweek?

Hoofdstuk 6 | Boekhouden omdat het moet

Oefening maakt de Meester kent open vragen!

6.1 Het verkoopboek van Khotomeno

Boek de volgende transacties in het verkoopboek van Khotomeno:

  1. Aanmaak verkoopfactuur 230 voor de bakkerij op 7 mei 2025 IRR 150.000.000 excl. btw en IRR 15.000.000 btw.
  2. Aanmaak verkoopfactuur 231 voor de deurwaarder op 7 mei 2025 IRR 220.000.000 excl. btw en IRR 22.000.000 btw.
  3. Aanmaak verkoopfactuur 232 voor de fiscalist op 7 mei 2025 IRR 300.000.000 excl. btw en IRR 30.000.000 btw.


6.2 Het bankboek van Khotomeno

Boek de volgende transacties in het bankboek van Khotomeno:

  1. 1 mei saldo IRR 284.750.000.
  2. Afschrift nummer 134 van 1 mei boekstuk nummer 94 benzine (rekening nummer 405 rekening soort autokosten) IRR 5.500.000.
  3. Boekstuk 95 betaalde btw op benzine (rekening nummer 103 rekening soort terug te vorderen btw) IRR 550.000.
  4. Afschrift nummer 135 van 2 mei het salaris over mei (rekening nummer 401 rekening soort salariskosten) IRR 250.000.000.
  5. Afschrift nummer 136 van 15 mei ontvangen IRR 220.000.000 voor verkoopfactuur 231 van de deurwaarder over april (rekening nummer 800 rekening soort omzet).
  6. Afschrift nummer 136 van 15 mei ontvangen IRR 22.000.000 voor verkoopfactuur 231 van de deurwaarder over april (rekening nummer 104 rekening soort af te dragen btw).
  7. Afschrift nummer 137 van 31 mei boekstuk nummer 96 betaald IRR 79.850.000 afgedragen btw april (rekening nummer 105 rekening soort afgedragen btw).
  8. 31 mei saldo IRR 190.850.000.

6.3 De rekening-courant van Khotomeno

Boek de volgende transacties in de rekening-courant van Khotomeno:

  1. Het negatieve saldo op 1 mei van IRR 30.000.000.
  2. Het boekstuk 91 over een contant betaald bloemstuk (rekeningnummer 450 rekening soort kantoorkosten) voor IRR 4.400.000 incl. btw voor op kantoor op 5 mei.
  3. De privégeldopname van 11 mei (rekeningnummer 120 rekening soort bankrekening KMC) van IRR 15.000.000.
  4. Het boekstuk 92 van 17 mei over het contant betaalde diner (rekeningnummer 420 rekening soort reis- en verblijfskosten) van IRR 3.140.000.
  5. Het boekstuk 93 van 25 mei over het contant betaalde tolgeld (rekening nummer 405 rekening soort autokosten) van IRR 860.000.
  6. Het negatieve saldo op 31 mei van IRR 36.600.000.

Hoofdstuk 5 | Verplichtingen zijn eenduidiger dan bezittingen

Oefening maakt de Meester kent open vragen!

5.1 De winst- en verliesrekening in scontrovorm

In 2025 koopt Tobias turf voor € 700 en verkoopt die turf in de loop van 2025 voor € 900. De transacties vinden contant plaats en er zijn geen bijkomende kosten.

Eind 2024 heeft Tobias € 2.000 aan liquide middelen, een eigen vermogen van € 250 en
€ 1.750 aan verplichtingen.

  1. Maak voor Tobias de winst- en verliesrekening in scontrovorm voor het jaar 2025.
  2. Maak voor Tobias de balans in scontrovorm voor 31 december 2024.
  3. Maak voor Tobias de balans in scontrovorm voor 31 december 2025.
  4. Geef de balans van Tobias in scontovorm voor 31 december 2025 weer met vergelijkende cijfers over 31december 2024.

 

5.2 De economische levensduur

Tjibbe moet een nieuwe verpakkingsmachine huren. De kosten voor de machine bestaan naast de huur uit de kosten voor energie en onderhoud. Hij weet dat de jaarlijkse huurkosten dalen naarmate de huur voor een langere periode wordt aangegaan. Daar staat tegenover dat de energiekosten en de onderhoudskosten stijgen van deze machine naarmate deze langer wordt gebruikt. Het afkopen van een huurcontract is erg duur.

Tjibbe schat de gemiddelde jaarlijkse kosten over de looptijd in € 1.000 als volgt in:

 

jaar

123456789101112131415

 

gemiddelde huur

3028242017141199998888

gemiddeld

energieverbruik

444445677889101214

gemiddelde

onderhoudskosten

22222333456781012
  1. Bereken de totale kosten per jaar van de machine gemiddeld over de looptijden van de huurtermijnen lopend van 1 tot en met 15 jaar.
  2. Maak een grafiek van de totale kosten voor de opeenvolgende looptijden voor de huur.
  3. Wat is de optimale levensduur van de machine?

 

5.3 De lineaire afschrijvingsmethode

Tan overweegt om een aanhanger voor zijn bedrijf aan te schaffen. De aanhanger kost
€ 9.000. Voor het beoogde gebruik van deze aanhanger schat Tan de economische levensduur op 7 jaar en Tan verwacht dat de restwaarde van de aanhanger na 7 jaar nog wel € 2.000 zal zijn. Tan schrijft transportmiddelen lineair af.

  1. Bereken de jaarlijkse afschrijving voor deze aanhanger.
  2. Bereken de boekwaarde van de aanhanger na 2 jaar.
  3. Teken de grafiek van de boekwaarde over de komende 7 jaar.

 

5.4 De kostprijzen

Tara had begin januari geen enkele voorraad in de koelkast en heeft in januari de volgende meelwormen ontvangen:

10-1 2.000 stuks voor € 3,50 per stuk
17-1 1.000 stuks voor € 4,00 per stuk
24-1 1.000 stuks voor € 4,00 per stuk 
25-1 3.000 stuks voor € 3,00 per stuk

Op 31-1 heeft Tara 4.000 stuks afgeleverd bij restaurant De Gezondheid.

Wat is de kostprijs van de levering aan dit restaurant bij de waarderingsgrondslagen:

  1. LIFO
  2. FIFO
  3. gewogen gemiddelde prijs

 

5.5 De voorraadwaardering

Wat is de waarde van de voorraad meelwormen in de koelkast van Tara op 31 januari bij toepassing van:

  1. LIFO
  2. FIFO
  3. gewogen gemiddelde prijs

Hoofdstuk 4 | Alles over kosten

Oefening maakt de Meester kent open vragen!

4.1 Een uur timmerman

De onderneming Lacroix heeft dertien timmermannen in dienst met een gemiddeld uurtarief van CHF 45,01.

Hoeveel bedraagt de gemiddelde omzet per medewerker per jaar van Lacroix bij een gemiddeld aantal gedeclareerde uren per jaar van respectievelijk

  1. 1.200 uren
  2. 1.500 uren

 

4.2 Het projectresultaat

Een klant heeft een budget van $ 29,000 voor het laten uitvoeren van een automatiseringsproject. Ted verwacht dat dit project circa 50 werkdagen gaat kosten en het dagtarief exclusief winstopslag is $ 600.

  1. Wat is het verwachte projectresultaat op dit project?
  2. Wat wordt het resultaat op dit project als het geen 50 dagen kost maar 55 dagen?

 

4.3 De dekking van de organisatiekosten

Ted kan het project laten uitvoeren door freelancers die gemiddeld $ 500 per dag kosten. Hoeveel is in beide gevallen de bijdrage aan de dekking van de organisatiekosten als Ted het project laat uitvoeren door freelancers?

 

4.4 De keuze

Hoeveel is de bijdrage aan de dekking van de organisatiekosten als Ted het project laat uitvoeren door eigen consultants en welk nadeel staat daar tegenover?

 

4.5 De operationele winstmarge

Bereken de operationele winstmarge van Microsoft over de jaren 2022 en 2021.

 

4.6 De break-evenanalyse

Kleur de lijnen van het figuur van de break-evenanalyse.

  1. Kleur het assenstelsel rood. Op de verticale as, de y-as, staat geld en op de horizontale as, de x-as, staan de aantallen activiteiten. Het snijpunt van de y-as en de x-as heet de oorsprong.
  2. Kleur de vaste kostenlijn oranje. Dit is de horizontale lijn. De vaste kosten zijn bij alle activiteiten even hoog.
  3. Kleur de variabele kostenlijn blauw. Deze lijn begint in de oorsprong en loopt op bij een groter aantal activiteiten.
  4. Kleur de totale kostenlijn paars. Deze lijn begint bij de start van de vaste kostenlijn en loopt parallel aan de variabele kostenlijn.
  5. Kleur de totale inkomstenlijn groen. Deze lijn begint bij de oorsprong en loopt steiler omhoog dan de variabele kostenlijn.
  6. Markeer het break-evenpoint.
  7. Geef aan wat het break-evenvolume is.

 

4.7 De variabele kosten

Kleur de lijnen van de variabele kosten.

  1. Kleur de lijnen van de proportioneel variabele kosten oranje. Deze lijn begint in de oorsprong en loopt op bij een groter aantal activiteiten.
  2. Kleur de lijnen van de trapsgewijs stijgende kosten blauw. Dit is de lijn die vanuit de oorsprong stapsgewijs toeneemt bij een groter aantal activiteiten.
  3. Kleur de lijnen van de progressief stijgende kosten paars. Deze lijn begint in de oorsprong en stijgt meer naarmate het aantal activiteiten toeneemt.
  4. Kleur de lijnen van de degressief stijgende kosten groen. Deze lijn begint in de oorsprong en stijgt minder naarmate het aantal activiteiten toeneemt.

 

4.8 De optimale productieomvang

Het bedrijf van Titus heeft een milieuvriendelijk gadget ontwikkeld. Hij verwacht dat de kostprijs voor de productie van de eerste 10.000 exemplaren van de gadget circa € 12,00 per stuk zal bedragen. Daarna zullen de marginale kosten snel dalen en tenslotte zullen de marginale kosten weer gaan stijgen.

De ontwikkeling van de marginale kosten van deze gadget schat Titus als volgt in:

  aantalmarginale kostenmarginale kosten per 10.000 stuks
10.000€ 12,00€ 120.000,00
20.000€ 10,00€ 100.000,00
30.000€ 8,00€ 80.000,00
40.000€ 6,00€ 60.000,00
50.000€ 5,00€ 50.000,00
60.000€ 4,40€ 44.000,00
70.000€ 4,00€ 40.000,00
80.000€ 3,70€ 37.000,00
90.000€ 3,40€ 34.000,00
100.000€ 3,30€ 33.000,00
110.000€ 3,20€ 32.000,00
120.000€ 3,10€ 31.000,00
130.000€ 3,10€ 31.000,00
140.000€ 3,00€ 30.000,00
150.000€ 3,10€ 31.000,00
160.000€ 3,20€ 32.000,00
170.000€ 3,30€ 33.000,00
180.000€ 3,60€ 36.000,00
190.000€ 4,00€ 40.000,00
200.000€ 4,50€ 45.000,00
210.000€ 6,00€ 60.000,00
220.000€ 7,00€ 70.000,00
230.000€ 8,00€ 80.000,00
240.000€ 10,00€ 100.000,00
250.000€ 12,00€ 120.000,00
  1. Bereken de totale kosten per 10.000 stuks van deze gadget.
  2. Bereken de gemiddelde kosten per stuk van deze gadget.
  3. Bereken de optimale productieomvang.

 

4.9 De grafiek van de optimale productieomvang

Op basis van een marktonderzoek besluit Titus de gadget aan te bieden voor een verkoopprijs van € 7,00 per stuk.

  1. Geef in het groen de lijn weer van deze prijs in een assenstel met op de verticale as inkomsten en kosten en op de horizontale as de aantallen.
  2. Geef in deze grafiek ook in het rood de lijn weer van de marginale kosten en in het blauw de lijn weer van de gemiddelde kosten.
  3. Geef in de grafiek de optimale productieomvang aan.
  4. Bereken de totale winst bij de optimale productieomvang.

 

4.10 De enkelvoudige opslagmethode

Het bureau van Tilo begroot voor komend jaar een inkomen van € 3.125.000 en de bruto jaarsalarissen van de directe medewerkers zijn begroot op € 1.200.000. Tilo heeft een bruto jaarsalaris van € 80.000 en de te declareren uren zijn per jaar 1.300.

  1. Hoeveel bedraagt de overheadfactor?
  2. Bereken het uurtarief van Tilo uitgaande van de enkelvoudige opslagmethode.

 

4.11 De meervoudige opslagmethode

Tor heeft voor zijn zeephandel voor komend jaar de volgende begroting:

handelsgoederen        € 260.000
magazijnkosten            €    13.000
organisatiekosten        €   54.600

  1. Welk opslagpercentage moet Tor komend jaar hanteren als de ervaring leert dat de helft van de handelsgoederen niet via het magazijn lopen?
  2. Welk opslagpercentage voor organisatiekosten moet Tor volgend jaar gaan hanteren om een evenredige dekking te krijgen over de inkoop van handelsgoederen inclusief de magazijnkosten?
  3. Wat wordt de kostprijs voor een inkoop van € 1.000 handelsgoederen die niet worden opgeslagen in het magazijn?
  4. Wat wordt de kostprijs voor een inkoop van € 1.000 handelsgoederen die wél worden opgeslagen in het magazijn?

 

4.12 De delingscalculatiemethode

Tyger Disposables produceerde vorig jaar 179.623.428 wegwerpbekers. Tyger heeft slechts één model bekers. De totale kosten van Tyger bedroegen vorig jaar $ 2,000,000. Tyger begroot om komend jaar de kosten gelijk te houden en de productie te verhogen naar 200,000,000.

Wat wordt de kostprijs van de bekers van Tyger Disposables komend jaar?

 

4.13 De standaardkostprijsmethode

Thea en Theo zijn radiologisch medewerk(st)ers in vaste dienst van het Atlas Ziekenhuis. De directe personeelskosten van Thea zijn dit jaar begroot op $ 250,000 en die van Theo zijn $ 150,000. Voor Thea zijn dit jaar 1,250 declarabele uren opgenomen in de begroting en voor Theo 721. In de kostprijsberekening van de afdeling radiologie worden de uurtarieven voor mensuren berekend op basis van de personeelskosten en een opslag voor de dekking van afdelingskosten van 25% over de directe personeelskosten.

In de begroting voor dit jaar is opgenomen dat de totale kosten van MRI-apparaat X $ 2,000,000 zullen bedragen en die van MRI-apparaat Y $ 1,200,000. Het gebruik van MRI-apparaat X is voor dit jaar begroot op 1,000 uren en die van MRI-apparaat Y op 1,200 uren.

De afdeling radiologie voert een beperkt aantal gestandaardiseerde diagnoses uit waarvoor standaardkostprijzen zijn vastgesteld. Voor de verschillende diagnoses is vastgesteld hoeveel tijd deze vragen van Thea en van Theo en van de twee MRI-apparaten.

De diagnose die wordt aangeduid als Bèta vraagt een uur tijd van Thea, een half uur van Theo, een kwartier MRI-apparaat X en een uur MRI-apparaat Y.

  1. Voor welke uurtarieven worden Thea en Theo dit jaar in de kostprijscalculatie opgenomen?
  2. Wat zijn dit jaar de uurtarieven voor de MRI-apparaat X en voor de MRI-apparaat Y?
  3. Bereken de kostprijs van de diagnose die wordt aangeduid als Bèta.

 

4.14 De kostenplaatsmethode

Het Atlas Ziekenhuis werkt met de kostenplaatsmethode waarbij de verschillende kostenplaatsen administratief dekking ontvangen voor de geleverde diensten. Zo ontvangt de hulpkostenplaats huisvesting vergoeding van de andere kostenplaatsen voor de door deze afdelingen afgenomen huisvestingsdiensten. Het ziekenhuis heeft 20,000 m2 vloeroppervlakte en de totale kosten van de afdeling huisvesting zijn voor dit jaar begroot op $ 800,000.

De afdeling Radiologie heeft dit jaar 680 m2 vloeroppervlakte in gebruik.

  1. Hoeveel dekking ontvangt de afdeling huisvesting dit jaar per m2?
  2. Hoe hoog is de doorbelasting voor vloeroppervlakte dit jaar voor de afdeling Radiologie?

 

4.15 De activity-based costing methode

Hotel Terminisme heeft voor komend jaar voor het dagelijks schoonmaken van de kamers een bedrag voor personeelskosten opgenomen van € 250.000. Dit personeel is ook belast met het bijvullen van de minibars op de kamers en de registratie van de voorraden en de verkopen. Voor de personeelskosten voor de receptie staat er voor komend jaar een bedrag van € 150.000 in deze begroting. Er worden jaarlijks gemiddeld 25.000 drankjes verkocht via de minibar.

Als het hotel zou besluiten om alleen nog maar drankjes te leveren via de centrale bar zouden de kosten voor de receptie met 40% kunnen worden verlaagd en zou er 10% kunnen worden bespaard op de personeelskosten voor de schoonmaak van de kamers.

  1. Welk bedrag zou het hotel kunnen besparen door te stoppen met de minibars?
  2. Hoe hoog zou de opslag voor personeelskosten per drankje komend jaar moeten zijn om de toe te rekenen personeelskosten te dekken?

 

Hoofdstuk 3 | De positieve beleving van inkomsten

Oefening maakt de Meester kent open vragen!

3.1 Afschrijven van een licentie

Titygabe heeft een licentie gekocht voor een bedrag van $ (US Dollar) 1.0 miljoen en heeft de licentie als bezitting opgenomen op haar balans.

Bereken de jaarlijkse afschrijvingskosten van Titygabe

  1. als de licentie in één keer wordt afgeschreven.
  2. als de licentie in vijf jaar wordt afgeschreven.
  3. als de licentie in 10 jaar wordt afgeschreven.

 

 

3.2 Afschrijven van een AI-computer

Teun heeft begin dit jaar voor € 1.300.000 een gespecialiseerde AI-computer aangeschaft om boeken over Financieel Management te ontwikkelen. Teun verwacht deze computer twee jaar te kunnen gebruiken en hem dan voor € 100.000 te kunnen verkopen.

Bereken de afschrijvingskosten van Teun

  1. per jaar
  2. per maand

 

 

3.3 Afschrijven van een spuitcabine

Taco overweegt een spuitcabine voor auto’s te laten plaatsen bij zijn werkplaats. Hij verwacht dat de totale investering rond € 100.000 zal bedragen en voorziet dat de spuiterij over vijf jaar door de overheid gesloten zal worden. Hij verwacht dat het verwijderen van de spuitcabine hem circa € 300.000 zal kosten en de sanering van de grond nog eens € 200.000. Hij ziet geen mogelijkheid om een ander te laten opdraaien voor deze kosten.

Bereken de jaarlijkse afschrijvingskosten van Taco.

Hoofdstuk 2 | Het begint bij bestuurlijke informatieverzorging

Oefening maakt de Meester kent open vragen!

2.1 De BEID-formule voor rollators

Bereken met de BEID-formule hoeveel rollators Trolly de afgelopen maand moet hebben afgegeven aan het magazijn als uit inventarisatie is gebleken dat er aan het begin van de maand 1.750 op voorraad waren, er aan het einde van de maand 1.000 staan en er volgens de financiële administratie in die maand 875 rollators in het magazijn zijn opgenomen.

 

2.2 De BEID-formule voor flessen olijfolie

Bereken met de BEID-formule hoeveel volle flessen olijfolie er nog in de voorraadkast staan als er gisteren nog drie flessen stonden en Theresa er vandaag zes nieuwe flessen heeft bij gezet en ze twee van de oude flessen heeft leeggedronken.

 

2.3 De BEID-formule voor de portemonnee van Trientje

Bereken met de BEID-formule hoeveel geld Trientje aan het begin van de dag in haar portemonnee had als ze ’s avonds € 33 had en die dag € 5 van Truus heeft gekregen en twee ijsjes van € 1,50 per stuk heeft gekocht.

Hoofdstuk 11 | Kwam, zag en was in control

In hoofdstuk elf wordt uitgelegd wat goed bestuur inhoudt en hoe normcijfers kunnen worden ontwikkeld die daarbij kunnen worden toegepast.

§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§

Goed bestuur
Beheersinstrumenten
Innovatiecontrol
Strategiecontrol
Coordinatiecontrol
Risicomanagement
Procescontrol
Projectcontrol
Corporate governance
Managementcontrol
Planning- en controlcyclus
Informatiecontrol
Informatieverzorging
Voldoende ambitieus
Interne benchmarking
Externe benchmarking
Branchegemiddelden
Referentiegroep-gemiddelden
Normcijfers per fte

Voor docenten zijn de juiste antwoorden van de oefenopgaven aan te vragen via
info@fmboek.nl

Klik op de buttons

Hoofdstuk 1 | Hoezo financieel management?

In het eerste hoofdstuk wordt uitgelegd wat financieel management inhoudt en wordt het werkterrein van dit vakgebied afgebakend. Het begrip ‘financieel management’ heeft in de bestaande literatuur geen eenduidige betekenis. In dit boek is aansluiting gezocht bij de brede interpretatie van het begrip ‘financieel management’, zoals dat in de praktijk wordt toegepast. In dit eerste hoofdstuk wordt verder ingegaan op de verschillende soorten organisaties, de structurering van organisaties, verschillende soorten rechtsvormen en het begrip ‘bedrijf’.

§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§§

Financieel management
Accounting
Bedrijf
Rechtspersonen
Organen
Organisaties

Klik op de buttons

Je aanvraag is succesvol

Klik op onderstaande knop om een deel van hoofdstuk 3 te lezen.